Beleidsregels Scholing 2016 Hoewel er vaak een baangarantie wordt geëist,
blijkt het voldoende te zijn als je aan kan tonen dat je een opleiding
voor een kansrijk beroep gaat volgen. Maar dat is geen eis. En met Security zelfs 72.000
dollar Je kan bij
Pearson Vue, via hun agenda, een examen bij een exam centre
reserveren en betalen. Een
spiekbriefje
is ook niet toegestaan.
a. Er is sprake van een baanintentie of baangarantie.
b.
De uitkeringsgerechtigde kan na het volgen van de scholing
een door UWV vastgesteld kansberoep vervullen.
ICT is een kansrijk beroep, zie ook de salarissen
Beleidsregels
scholing PDF Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, Gelet
op het bepaalde in artikel 65f Wet op de
arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 67d Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen; artikelen 26 lid 1 en
34 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; artikelen 2:18 en 3:66 Wet
werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, artikel 76
Werkloosheidswet en artikel 30a Wet Suwi Besluit: Artikel 1 Begrippen
In
deze beleidsregels wordt verstaan onder: Certificaat
of Diploma: Een
door het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) dan wel
door een landelijke brancheorganisatie erkend en geregistreerd bewijs
dat een persoon met goed gevolg heeft deelgenomen aan de scholing. Dienstbetrekking: Een
arbeidsverhouding waarbij sprake is van een arbeidsovereenkomst in de
zin van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek of die op grond van artikel 4
of 5 ZW/WW voor de verzekering voor de werknemersverzekeringen daarmee
wordt gelijkgesteld. Kansberoep: Een
beroep waarvan UWV heeft geoordeeld dat er een reële kans is op
werkhervatting. Relevante wetgeving: WAO:
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering WAZ:
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen Wajong:
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten Wet
WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen WW:
Werkloosheidswet ZW:
Ziektewet Scholing: Het
systematisch verwerven van arbeidsmarktrelevante kennis en/of
vaardigheden voor de uitoefening, het behoud of het verkrijgen van een
taak, functie of beroep in dienstbetrekking dan wel als zelfstandig
ondernemer, waarbij het verwerven van de kennis en/of vaardigheden
plaats vindt onder begeleiding van daartoe aangestelde docenten volgens
een vooraf vastgesteld programma en de opgedane kennis en/of
vaardigheden worden getoetst. Schoolbaar: De
uitkeringsgerechtigde in staat is om zowel de scholing met goed gevolg
af te ronden als de functie of het beroep – waar de scholing voor
opleidt – in dienstbetrekking dan wel als zelfstandig ondernemer uit
te voeren. Uitkeringsgerechtigde: Een
persoon met recht op uitkering op grond van de WAO, WAZ, Wajong, Wet WIA,
WW en ZW en recht heeft op arbeidsondersteuning. UWV: Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen, bedoeld in artikel 2 van de Wet Structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen. Zelfstandig ondernemer: Een
natuurlijk persoon die voor eigen rekening en risico deelneemt aan het
economisch verkeer. Artikel 2 Noodzaak scholing
Uitkeringsgerechtigden
kunnen uitsluitend met instemming van UWV een scholing volgen als er een
noodzaak tot het volgen van de scholing bestaat. De noodzaak tot het
volgen van een scholing wordt beoordeeld aan de hand van deze
Beleidsregel Scholing 2016. Er is sprake van een noodzaak tot het volgen
van scholing als aan alle navolgende vereisten is voldaan: ·
a. de scholing is
arbeidsmarktrelevant én ·
b. de duur van de scholing
overschrijdt niet het daarvoor in artikel 4 gestelde maximum én ·
c. de uitkeringsgerechtigde is
schoolbaar. Artikel 3
Arbeidsmarktrelevantie
Een
scholing is arbeidsmarktrelevant als bedoeld in artikel 2, sub a, als
aan één van de navolgende vereisten is voldaan: ·
a. Er is sprake van een
baanintentie of baangarantie. Deze baanintentie of baangarantie blijkt
uit een door de werkgever en de uitkeringsgerechtigde ondertekende
verklaring of arbeidsovereenkomst. De verklaring houdt in dat de
werkgever voornemens is om de uitkeringsgerechtigde na het behalen van
de het certificaat op diploma een dienstbetrekking aan te bieden. De
dienstbetrekking waarop de baanintentie of baangarantie betrekking
heeft, start uiterlijk op de eerste dag van de maand direct volgend op
de maand waarin de uitkeringsgerechtigde de scholing met een diploma of
certificaat heeft afgerond. De omvang van de dienstbetrekking bedraagt
minimaal hetzelfde aantal uren per week als de wekelijkse
studiebelasting van de scholing en duurt minimaal 6 maanden. ·
b. De uitkeringsgerechtigde kan na
het volgen van de scholing een door UWV vastgesteld kansberoep
vervullen. ·
c. De uitkeringsgerechtigde maakt
naar genoegen van UWV inzichtelijk dat hij met een certificaat of
diploma van de scholing een reële kans heeft op werk in
dienstbetrekking of om als zelfstandig ondernemer in zijn
levensonderhoud te kunnen voorzien. De uitkeringsgerechtigde maakt
hiervoor inzichtelijk tot welk (zelfstandig) beroep of functie de
scholing opleidt. Wil de uitkeringsgerechtigde in een dienstbetrekking
gaan werken, dan geeft hij inzicht in de vacatures die hij na het
afronden van zijn scholing kan vervullen. Wil de uitkeringsgerechtigde
als zelfstandig ondernemer gaan werken dan maakt de
uitkeringsgerechtigde inzichtelijk op welke wijze hij na het volgen van
de scholing als zelfstandig ondernemer in zijn onderhoud kan voorzien. Artikel 4 Maximum duur van de scholing
·
1. De scholing mag maximaal
één jaar duren. ·
2. In uitzonderingsgevallen kan
het UWV bepalen dat, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, de
scholing maximaal 2 jaar mag duren. ·
3. In afwijking van het
bepaalde in het eerste lid mag de scholing van een uitkeringsgerechtigde
met scholingsbelemmeringen als gevolg van een ziekte of een handicap
maximaal 2,5 jaar duren. Artikel 5 Schoolbaar
UWV
toetst of de uitkeringsgerechtigde schoolbaar is aan de hand van de
navolgende criteria: ·
a. de cognitieve vaardigheden: de
uitkeringsgerechtigde voldoet aan de formele instroomeisen die het
opleidingsinstituut stelt aan personen die de scholing willen gaan
volgen én ·
b. de belasting en de
belastbaarheid: de uitkeringsgerechtigde is zowel fysiek als mentaal
voldoende belastbaar zijn om de scholing met goed gevolg af te kunnen
ronden en de functie of het beroep, waar de scholing voor opleidt, uit
te voeren én ·
c. de persoonlijke omstandigheden:
de persoonlijke omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde moeten
zodanig zijn dat hij in staat is om de scholing met goed gevolg af te
kunnen ronden. Artikel 6 Intrekking Beleidsregels
Protocol Scholing 2014
De
Beleidsregels Protocol Scholing 2014, gepubliceerd in de Staatscourant
van 12 februari 2014, nummer 3772, worden ingetrokken. Artikel 7 Inwerkingtreding
Dit
besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Artikel 8 Citeertitel
Dit
besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels Scholing 2016. Dit
besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst. Amsterdam,
19 april 2016 B.
J. Bruins,
Voorzitter Raad van bestuur UWV TOELICHTING
Algemene toelichting
UWV
draagt verantwoordelijkheid voor de re-integratie van
uitkeringsgerechtigde ontslagwerklozen en uitkeringsgerechtigden met een
ziekte of handicap. In dit kader heeft UWV de taak om
uitkeringsgerechtigden te ondersteunen bij het aan het werk gaan.
Hierbij is de snelste en meest effectieve weg naar duurzame arbeid
uitgangspunt. De concrete mogelijkheden tot ondersteuning verschillen
per wet. Een van de instrumenten betreft het toestaan van een
noodzakelijke scholing. De Beleidsregels Scholing 2016 bieden een
methodisch kader om de noodzaak van de inzet van scholing op weg naar
duurzame arbeid te beoordelen, Het
initiatief tot het volgen van scholing kan van zowel UWV als van de
uitkeringsgerechtigde uitgaan. Als er een reële kans is om met een door
het volgen van de scholing verkregen certificaat of diploma weer aan het
werk te gaan – en deze scholing is de meest effectieve weg naar
duurzame arbeid staat de noodzaak van de scholing vast. UWV beoordeelt
voor alle uitkeringsgerechtigden die – al dan niet op eigen initiatief
– een scholing willen volgen, de noodzaak tot de inzet van die
scholing aan de hand van deze Beleidsregels Scholing 2016 Wijzigingen ten opzichte van het
Beleidsregels Protocol Scholing 2014
De
Beleidsregels Scholing 2016 bieden de uitkeringsgerechtigde de
mogelijkheid om scholingen te volgen die hem ondersteunen om in een
dienstbetrekking te gaan werken. Daarnaast kan er ook scholing worden
gevolgd die een uitkeringsgerechtigde ondersteunen om zich als
zelfstandig ondernemer een inkomen te verwerven. Deze mogelijkheid was
onder het Beleidsregels Protocol Scholing 2014 wel aanwezig, maar was
niet voldoende expliciet opgenomen. De
Beleidsregels Scholing 2016 bevatten uitsluitend nog het methodisch
kader hoe UWV beoordeelt of het volgen van een scholing op weg naar
duurzame arbeid noodzakelijk is. Om deze reden is niet langer in deze
Beleidsregels opgenomen of de uitkeringsgerechtigde in aanmerking komt
voor een financiële tegemoetkoming van UWV of derden in de
scholingskosten. Eventuele tegemoetkomingen zijn in andere regelgeving
vastgelegd. Tot
slot zijn de Beleidsregels geactualiseerd en vereenvoudigd. De inhoud
van het methodisch kader is niet gewijzigd. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
In
dit artikel worden de begrippen omschreven die worden gebruikt in deze
beleidsregel. Certificaat of diploma
De
uitkomst van de scholing is dat een uitkeringsgerechtigde gekwalificeerd
is om het beoogde beroep – waartoe de scholing opleidt – uit te
kunnen gaan oefenen. Om te borgen dat de behaalde kennis en/of
vaardigheden (een blijvende) arbeidsmarktwaarde heeft, moet het
certificaat of diploma erkend zijn door het Ministerie OCW of door een
landelijke brancheorganisatie. Erkenning door een landelijke
brancheorganisatie houdt in dat het certificaat of diploma door
werkgevers in het algemeen of door alle werkgevers in een bepaalde
branche gelijk gewaardeerd wordt. Scholing
Een
scholing gaat om het systematisch verwerven van arbeidsmarktrelevante
kennis en/of vaardigheden voor de uitoefening, het behoud of het
verkrijgen van een taak, functie of (zelfstandig) beroep. Als onderdeel
van een scholing kunnen naast theoretische kennis ook praktische
vaardigheden worden opgedaan. Het gaat daarbij niet om het uitoefenen
van werkzaamheden die productie tot doel hebben en daarmee zijn te
waarderen in het economisch verkeer. Een scholing wordt te allen tijde
afgesloten met certificaat of diploma. Artikel 2
Een
uitkeringsgerechtigde krijgt alleen toestemming voor het volgen van
scholing als er naar het oordeel van UWV sprake is van een noodzaak tot
scholing. Hiervoor gelden 3 vereisten, te weten: ·
a. de scholing is
arbeidsmarktrelevant; ·
b. de duur van de scholing
overschrijdt niet de gestelde maximum termijn; ·
c. de uitkeringsgerechtigde is
schoolbaar. Alleen
voor uitkeringsgerechtigden die aan alle drie de eisen voldoen, geldt
dat de inzet van de scholing door UWV als noodzakelijk wordt aangemerkt.
In dat geval kan de uitkeringsgerechtigde worden vrijgesteld van het
zoeken naar en aanvaarden van betaalde werkzaamheden. Wordt
aan een of meer indicatoren niet voldaan, dan is de scholing door UWV
niet als noodzakelijk aangemerkt. De scholing mag wel worden gevolgd,
alleen moet de uitkeringsgerechtigde zich beschikbaar blijven stellen
voor de arbeidsmarkt. Is er een concreet werkaanbod, dat dient de
uitkeringsgerechtigde dit te aanvaarden. De uitkeringsgerechtigde heeft
namelijk geen mogelijkheid om het werkaanbod te weigeren, als dit naar
zijn oordeel het succesvol afronden van de scholing in de weg zou staan.
Artikel 3
In
het algemeen kan worden gesteld dat de scholing te allen tijde gericht
is op de vervulling van een vacature in dienstbetrekking of het aan het
werk gaan als zelfstandig ondernemer. UWV acht het volgen van een
scholing die uitsluitend bedoeld is om de werkzoekende een bepaald
kwalificatieniveau te laten behalen, niet noodzakelijk. Dit laat
onverlet dat het mogelijk is dat de uitkeringsgerechtigde na het
succesvol afronden van de scholing zijn opleidingsniveau verbetert.
Echter dit is nimmer een doel op zich. De scholing moet derhalve
arbeidsmarktrelevant zijn. Er zijn 3 situaties waarin wordt aangenomen
dat de scholing arbeidsmarktrelevant is. Artikel 3 sub a Baanintentie of
baangarantie
Als
een werkgever de uitkeringsgerechtigde in dienst wil nemen als hij de
scholing succesvol heeft afgerond (baanintentie) of de
uitkeringsgerechtigde al voor het volgen van de scholing een
dienstbetrekking aanbiedt (baangarantie) waarvoor het volgen van de
scholing een voorwaarde is, dan is de scholing arbeidsmarktrelevant. Het
moet dan wel gaan om een (intentie voor een) dienstbetrekking die
minimaal 6 maanden duurt en een omvang in uren per week moet hebben die
minimaal net zo hoog is als de wekelijkse urenbelasting van de scholing.
De dienstbetrekking moet uiterlijk starten op de eerste dag van de maand
direct volgend op de maand waarin de uitkeringsgerechtigde de scholing
met een diploma of certificaat heeft afgerond. Dat van een baanintentie
of een baangarantie sprake is moet blijken uit een door de werkgever en
de uitkeringsgerechtigde ondertekende schriftelijke verklaring dan wel
een door de werkgever en de uitkeringsgerechtigde ondertekende
arbeidsovereenkomst waaruit vorengaande blijkt. Artikel 3 sub b Kansberoep
UWV
stelt een lijst met kansberoepen vast. Dit zijn enerzijds beroepen en
functies waarvoor een aanmerkelijke hoeveelheid vacatures open staan.
Anderzijds gaat het om beroepen die naar het oordeel van UWV een reële
kans is op uitstroom naar werk bieden. Wil een uitkeringsgerechtigde een
scholing volgen, waarmee hij een vacature in een kansberoep kan
vervullen, dan staat de arbeidsmarktrelevantie vast. Artikel 3 sub c Scholing biedt een reële
kans op werk
Wil
de uitkeringsgerechtigde een scholing volgen zonder dat er sprake is van
een scholing met een baanintentie, baangarantie of naar een kansberoep?
Dan moet de uitkeringsgerechtigde zelf aannemelijk maken dat hij met de
scholing een reële kans heeft om aan het werk te gaan. De
uitkeringsgerechtigde maakt inzichtelijk tot welk (zelfstandig) beroep
of functie de scholing opleidt. Wil de uitkeringsgerechtigde in een
dienstbetrekking gaan werken, dan geeft hij inzicht in de vacatures die
hij na het afronden van zijn scholing kan vervullen. Gaat
het om zelfstandig ondernemerschap dan maakt de uitkeringsgerechtigde
inzichtelijk op welke wijze hij na het volgen van de scholing als
zelfstandig ondernemer in zijn onderhoud kan voorzien. Als
de uitkeringsgerechtigde over een voldoende opleidingsniveau beschikt,
dan gaat UWV er van uit dat de uitkeringsgerechtigde al een reële kans
heeft om met dit opleidingsniveau aan het werk te gaan. UWV neemt in
zijn beoordeling ook de door de uitkeringsgerechtigde opgedane
werkervaring mee. Een uitzondering op dit uitgangspunt is, is als de
genoten opleiding niet (meer) arbeidsrelevant is. Dit is het geval als: ·
• De werkzoekende het werk in
zijn oude beroep waarop zijn opleidingsniveau en ervaring betrekking
heeft, als gevolg van een ziekte of een handicap niet meer kan
hervatten, of ·
• Er een zeer beperkt aantal
vacatures beschikbaar is die aansluit op de door middel van opleiding en
werkervaring verkregen competenties en vaardigheden van de werkzoekende.
Groei van deze vacatures is evenmin binnen een termijn van een jaar te
verwachten. Artikel 4
De
ervaring leert dat in het bijzonder kortdurende scholingen meer
uitstroom naar werk genereren. Om deze reden geldt voor alle
uitkeringsgerechtigden het uitgangspunt dat scholingen maximaal één
jaar mogen duren. In uitzonderingsgevallen kan de scholing maximaal 2
jaar duren. Bijvoorbeeld als de scholing de meest effectieve en kortste
weg naar werk garandeert voor de uitkeringsgerechtigde. Is een
uitkeringsgerechtigde bekend met scholingsbelemmeringen, dan staat UWV
een scholing van maximaal 2,5 jaar toe. Artikel 5
UWV
beoordeelt of de uitkeringsgerechtigde schoolbaar is. Onder schoolbaar
verstaat UWV dat de uitkeringsgerechtigde in staat is om zowel de
scholing met goed gevolg af te ronden als de functie of het beroep –
waar de scholing voor opleidt – in dienstbetrekking dan wel als
zelfstandig ondernemer uit te voeren. Het
schoolbaar zijn toetst UWV aan de hand van: ·
• de cognitieve vaardigheden van
de uitkeringsgerechtigde; ·
• de belasting en belastbaarheid
van de uitkeringsgerechtigde en ·
• de persoonlijke omstandigheden
van de uitkeringsgerechtigde Artikel 5 sub a Cognitieve vaardigheden
UWV
beoordeelt of de uitkeringsgerechtigde voldoet aan de formele
instroomeisen die het opleidingsinstituut stelt aan personen die de
scholing willen gaan volgen. UWV kijkt in dit verband naar het
arbeidsverleden van de uitkeringsgerechtigde en de scholingen die de
uitkeringsgerechtigde in het (recente) verleden heeft gevolgd.
Afhankelijk van de cognitieve vaardigheden is te kiezen voor een meer
theoretische of praktische scholing dan wel een combinatie van beide. Artikel 5 sub b Belasting en
belastbaarheid
De
fysieke en mentale belastbaarheid van de uitkeringsgerechtigde staat
centraal. Om te kunnen bepalen of de uitkeringsgerechtigde voldoende
belastbaar is om de scholing met goed gevolg af te kunnen ronden en de
functie of het beroep waar de scholing voor opleidt uit te voeren, stelt
UWV zich de volgende vragen: ·
• Hoe kijkt de
uitkeringsgerechtigde tegen zijn eigen functioneren aan? ·
• Hoe gaat hij om met eventuele
beperkingen? ·
• Past de belasting in de
functie waarvoor de uitkeringsgerechtigde scholing wil volgen bij zijn
belastbaarheid? ·
• Welke ontwikkeling is te
verwachten in de klachten en welke invloed heeft dit op de
belastbaarheid van de uitkeringsgerechtigde? ·
• Is de uitkeringsgerechtigde in
staat om in termen van mogelijkheden te denken. Artikel 5 sub c Persoonlijke
omstandigheden
UWV
toetst of de uitkeringsgerechtigde een realistisch beeld heeft bij de
scholing die hij wil volgen. Gekeken wordt of hij een reële
tijdsinvestering kan doen om deze succesvol af te ronden. Een reële
tijdsinvestering is alleen mogelijk als de uitkeringsgerechtigde geen
andere taken op zich heeft genomen die belemmerend kunnen werken. Denk
bijvoorbeeld aan zorgtaken of het verlenen van mantelzorg. Hierbij
kijkt UWV naar de sociale omgeving van de uitkeringsgerechtigde. Tot de
sociale omgeving behoort het gezin, de vriendenkring en de buurt waar de
uitkeringsgerechtigde woont. De vraag is of zijn sociale omgeving hem
ondersteuning kan bieden om de scholing te volgen en om uiteindelijk
weer aan het werk te gaan. UWV toetst tevens of de uitkeringsgerechtigde
over voldoende adequate sociale vaardigheden beschikt. Samenvattend
geldt dat er geen belemmeringen mogen zijn die het succesvol afronden
van de scholing bemoeilijken. Zijn deze er wel, dan onderzoekt UWV eerst
samen met de uitkeringsgerechtigde of door eventuele aanpassingen de
scholing toch is te volgen. Zijn aanpassingen niet mogelijk, dan is de
uitkeringsgerechtigde niet schoolbaar. B.J.
Bruins, Voorzitter
Raad van bestuur UWV
|
|